HEBREEUWS (?)
Het cursusboek dat ik poog te volgen adviseert elke dag een psalm of een deel daarvan te lezen in de Hebreeuwse bijbel. Heel lang vond ik dat te moeilijk, maar inmiddels heb ik het toch maar opgepakt. U herinnert zich vast nog wel dat ik al eens schreef over de verwantschap tussen woorden die uit dezelfde letters zijn gevormd. Toen ik de eerste regel van psalm 1 las zag ik dat het eerste woord en het derde 3 dezelfde letters had, en in dezelfde volgorde. Daar moet dus de verwantschap duidelijk zijn, dacht ik. En prompt buitelden de vragen over elkaar heen. Wat kan in vredesnaam de verwantschap zijn tussen ‘welzalig’ en ‘(hij) die’?, is wel de belangrijkste van al die vragen. Eerst maar de Hebreeuwse woorden: A SJ R J, het eerste, resp. A SJ R, het derde woord uit die psalmregel. U ziet: het verschil is die J die achter het eerste woord staat, de Hebreeuwse letter Jod. Als de Jod achter een woordstam wordt geplaatst heeft dat de functie van ons bezittelijk voornaamwoord ‘mijn’. De naam van de Jod betekent letterlijk hand. In het Nederlands kennen we de uitdrukking: hij heeft de hand weten te leggen op …, waarmee je aangeeft dat iemand iets waardevols heeft verkregen. We kennen dat ook uit de Bijbel. Psalm 139 : 5b zegt: U legt uw hand op mij. Zou dat de verklaring kunnen zijn voor die functie van de Jod achter een woordstam? Ik probeerde me meer psalmregels te herinneren met dat ‘Welzalig’ en wist psalm 32 begint ermee, en psalm 84 noemt het. En vanmorgen las ik psalm 65, waar in vers 5 datzelfde woord staat. En steeds wordt er gezegd (ik gebruik hier de herziene Statenvertaling) dat hij, die …. de Mijne, welzalig is. In psalm 1 is dat de man die niet wandelt in de raad van de goddelozen, die niet staat op de weg van de zondaars, die niet zit op de zetel van de spotters. In psalm 32 hij, van wie de overtreding vergeven, de zonde bedekt is en in het volgende vers de mens wie de HEERE de ongerechtigheid niet toerekent. In psalm 65 hij die U verkiest en doet naderen, die mag wonen in Uw voorhoven. En tenslotte in psalm 84 zij die in Uw huis wonen. Dus steeds gaat het A SJ R J gecombineerd met (hij/hem, zij/hen), die. Voor mezelf heb ik daarom de conclusie getrokken: God zegt in zijn Woord dat je gelukkig (welzalig) bent als de HEERE zijn hand op je legt en je daarmee tot de Zijne maakt. En de psalmisten spreken Hem daarbij na, zingen het uit van pure blijdschap: U legt uw hand op mij. Maar, pas op. Er staat een vraagteken in het opschrift. Het gaat om mijn conclusie. En ik ben nog doende bevestiging te verkrijgen van een of meer theologen.
Frans van Egmond
Praat mee en word lid!
De PCOB behartigt uw belangen als senior. En inspireert u om mee te denken over de toekomst. Of het nu gaat om zorg, welzijn of wonen, inkomen of pensioen.
Lid worden