BESPIEGELINGEN
De akelei
Elke lente opnieuw worden we verrast door de akeleien in onze
tuin: ineens zijn ze er weer, met hun gekartelde bladeren en hun
kleuren van zachtroze tot diep purperpaars. Vrolijk en fier steken
ze overal bovenuit en zelfs tussen muur en tegels vinden ze hun
plek. Nu onze akeleien inmiddels weer zijn uitgebloeid wil ik
graag de allermooiste afbeelding van een akelei met u delen, de
akelei van Albrecht Dürer (1526). Zo liefdevol en precies
geschilderd, zo vol aandacht voor het eigene van het plantje. Zo
tijdloos daardoor: een stukje eeuwigheid, waar heden, verleden
en toekomst samenvallen.
Onlosmakelijk is voor mij deze afbeelding verbonden met het
gedicht De akelei dat Ida Gerhardt schreef en dat zo prachtig de
stille aandachtigheid van de schilder voor het kleine plantje
onder woorden brengt. Er spreekt eerbied uit, eerbied van de
schilder voor het plantje en eerbied van de dichteres voor de
schilder en zijn aandachtige manier van werken. Maar ik lees er
ook plezier in, aanstekelijke vreugde die doorgegeven wordt door
alle tijden heen.
De akelei
(Dürer)
Toen hij het kleine plantje vond,
boog hij aandachtig naar de grond
en dan, om wortels en om mos
groef hij de fijne aarde los,
voorzichtig – dat zijn hand niets schond.
Behoedzaam rondom aangevat
droeg hij het langs het slingerpad
van bos en akker voor zich uit,
en schoof het thuis in ’t licht der ruit
zoals hij het gevonden had.
Dan, fluitende en welgezind
mengde hij zoekend eerst de tint;
diepblauw en zwart ineengevloeid,
met enk’le druppels rood doorgloeid,
dat het tot purper samenbindt.6
En uur aan uur trok stil voorbij,
zó diep verzonken werkte hij,
dat het hem soms was of zijn hand
de vezels tastte van de plant –
zo glanzend kwam de omtrek vrij.
Totdat het gaaf te pronken stond;
de wortels scheem’rend afgerond,
het uitgesprongen groene blad
scherp in zijn karteling gevat
tegen de lichte achtergrond.
De bloemkroon purper violet
de hokjes om het hart gebed
en boven de geknikte steel
de honingsporen – het juweel
vijfvlakkig – kantig neergezet.
In ’t vallend donker toefde hij
nog dralend bij zijn akelei;
dan – in het laatste licht van ’t raam
schreef hij de letters van zijn naam
en ’t jaartal glimlachend erbij.
Ida G.M. Gerhardt, uit Kosmos, 1940
Een mooie zomer wens ik u. Dat we aandachtig mogen leven, dat
we mogen bewaren wat ons vreugde geeft, dat we mogen delen
wat ons raakt en inspireert.
Fokje van Roekel
Praat mee en word lid!
De PCOB behartigt uw belangen als senior. En inspireert u om mee te denken over de toekomst. Of het nu gaat om zorg, welzijn of wonen, inkomen of pensioen.
Lid worden